Samenwerken met de ouder en leerkracht betekent meer dan elkaar informeren: Ouders denken en doen mee in het onderwijs aan hun kind. Het gedrag van het kind kan verschillend zijn. Dit komt doordat de situatie op school en thuis vaak van elkaar verschillen. Op school heeft het kind een ander omgeving, je bevindt je vaak met één leerkracht en een groep van ongeveer 25 leerlingen. Thuis is deze omgeving anders. Op school zijn er vaak andere regels dan thuis. Het is een grotere groep , waardoor er meer gedragsregels zijn, samenwerken en zelfstandig werken is.

Pameijer (2013) toont aan dat de kans dat een leerkrachten precies hetzelfde gedrag ervaren als ouders klein is. Dit is terug te zien bij gedragsvragenlijsten waarin leerkrachten en ouders los van elkaar aankruisen welke problemen zij met een kind ervaren.  De uitkomsten hiervan kunnen zodanig uiteenlopen dat het soms om twee verschillende kinderen lijkt te gaan.  Bekijk de verschillen daarom als bespreekpunt en niet als discussiepunt. Schrijf concreet op wat er afgespeeld is. Dit kan bij beiden, zowel de leerkracht als de ouder. Als je merkt dat dit heel verschillend is, kun je hierover een gesprek voeren. Wat maakt dat het thuis wel goed gaat en op school niet? Of omgekeerd.  Er zijn tien aandachtspunten waardoor je rekening met elkaar kan houden en beter op één lijn zit (zie afbeelding). 

                                                                          10 aandachtspunten, Pameijer (2013)

Een ander voordeel hiervan is dat het gesprek meer gaat over wat het kind nodig heeft dan over wat het kind is of heeft. Dit biedt meer perspectief, zeker bij jonge kinderen, want leerkrachten en ouders kunnen dan zelf iets doen om de situatie te verbeteren. Het is belangrijk kinderen te betrekken in de samenwerking met hun ouders. Kinderen vertellen hun eigen mening, zij kunnen vertellen waarover ze tevreden zijn of wat ze anders zouden willen en hoe. Een kind zal zich gemotiveerder inzetten voor zijn eigen idee dan voor het idee van een ander.  Hiermee vergroot je de kans van slagen. Dit kan je ook doen met kleuters. Zo leren kinderen al van jongs af aan hun gedrag met een leerkracht te bespreken. Het is hier van belang dat je naar elkaar luistert, begrip toont en samen zoeken naar wat goed werkt en waarom. Laat het kind zelf oplossingen bedenken.  Bij jonge kinderen is het makkelijker te praten als ze ondertussen bezig zijn, dit kan zijn met: tekenen, spelen of wandelen over het plein (Pameijer, 2013)

Voordelen

Hoge ouderbetrokkenheid levert de school uiteindelijk veel voordelen op. Investeren in ouderbetrokkenheid zorgt dat de ontwikkeling en de leerresultaten van de leerling verbeteren. Ouders die de schoolsituatie kennen, die op de hoogte blijven van de voortgang van het kind, kunnen beter meedenken en meepraten over schoolzaken. Ouders zijn de grootste doelgroep van een school. Ze zijn het meest emotioneel betrokken en het minst aanwezig. Daarom is een goede relatie met ouders belangrijk. Deze goede relatie levert winst op voor de het welbevinden van het personeel, de ouders en uiteindelijk ook de leerlingen. Scholen kunnen hun kwaliteit verbeteren door de adviezen ten aanzien van hun kind en de school van zoveel mogelijk ouders. Scholen leren op deze wijze door de ogen van ouders te kijken, waardoor zij veel waardevolle adviezen ter beschikking krijgen.  Door te investeren in goede communicatie- en informatiestromen en in een persoonlijke benadering, voelen ouders zich eerder verbonden met de school en de leerkrachten. Dat maakt het makkelijker om eventuele problemen en
vragen op te lossen. Ook samenwerking bij ondersteuning door ouders thuis is dan beter te regisseren (de Boer, 2009).

Stage

Op school kan het voorkomen dat er leerlingen zijn die zich niet aan de afspraken van de klas houden. Leerling A. houdt zich niet aan de regels en kan zich moeilijk concentreren. Het kind vindt de aangeboden stof lastig. Dit blijkt door de resultaten van het kind, maar ook door een gesprek te voeren met het kind. Zoals hierboven is vernoemd is het goed om een gesprek te voeren samen met het kind en de ouders om tot een oplossing te komen. Het kind kan namelijk midden in de les op een stoel gaan staan en niet het gewenste gedrag hanteren. Hierover is de leerkracht met de ouders in gesprek gegaan over waarom dit gebeurt en of het herkenbaar is. Uit het gesprek is gebleken dat het kind herkenbaar gedrag vertoont thuis op momenten wanneer hij iets lastig vindt of niet wil. De 10 aandachtspunten kun je voor zo'n situatie gebruiken. Zo weet de leerkracht en de ouders wat er allemaal gaat gebeuren. Het geeft duidelijkheid en een doel waar je samen aan gaat werken. 

Wanneer het kind probleemgedrag vertoont is er de afspraak gemaakt, wanneer wij met ze tweeën voor de klas staan (mentor en ik) halen wij het kind uit de situatie. Dit kan op verschillende manier door bijvoorbeeld naar de gymzaal te gaan en even lekker te bewegen. Dit kan ook door het kind een tablet te geven. Wanneer het kind tot rust komt, is er een gesprek waarom dit gedrag is gebeurt en hoe wij het kunnen voorkomen de volgende keer. Deze manier van aanpak werkte goed. De communicatie met de ouders en leerkracht was duidelijk. Doordat de communicatie goed was en regels waren gehanteerd merkte je in de klas dat het kind minder probleemgedrag vertoont. Het was aangenamer voor de leerkracht, maar ook voor de leerling zelf. Er zijn duidelijke afspraken gemaakt onderling, waar beide zich aan houden thuis maar ook op school.